DictionaryForumContacts

Morphology analysis
voorlezen (36) | Verb
1 voorlezen
2 voorlezend
3 voorgelezen
4 voor
5 voor
6 voor
7 voor
8 voor
9 voor
10 voorgelezen
11 voorgelezen
12 voorgelezen
13 voorgelezen
14 voorgelezen
15 voorgelezen
16 voor
17 voor
18 voor
19 voor
20 voor
21 voor
22 voorgelezen
23 voorgelezen
24 voorgelezen
25 voorgelezen
26 voorgelezen
27 voorgelezen
28 voorlezen
29 voorlezen
30 voorlezen
31 voorlezen
32 voorlezen
33 voorlezen
34 voorgelezen
35 voorgelezen
36 voorgelezen
37 voorgelezen
38 voorgelezen
39 voorgelezen
40 voorlezen
41 voorlezen
42 voorlezen
43 voorlezen
44 voorlezen
45 voorlezen
46 voorgelezen
47 voorgelezen
48 voorgelezen
49 voorgelezen
50 voorgelezen
51 voorgelezen
52 voor