| |||
voorleden; antecedent n; verleden n (alenushpl); voorgeschiedenis (ЛА); achtergrond m (Fuji) | |||
| |||
voorleden; geleden; jongstleden; laatst; verleden; voorgaand; vorig; voorbij (IMA); laatstleden (Alexander Oshis); afgelopen (Ik ben afgelopen weekend naar Maastricht geweest.) | |||
| |||
Verstreken |
прошлое: 24 phrases in 4 subjects |
Figurative | 2 |
General | 19 |
Microsoft | 2 |
Psychology | 1 |