| |||
bedoelen; beogen; menen; op het punt staan; voorhebben; voornemens zijn; willens zijn; zich voornemen; voornemen (ЛА); van plan zijn (Ik ben van plan om biologische producten te gaan kopen. Wieringa) | |||
vanzins (Сова) |
намереваться: 2 phrases in 2 subjects |
General | 1 |
Idiomatic | 1 |