|
|
gen. |
заниматься сексом (Willeke) |
|
Dutch thesaurus |
|
|
gen. |
Syn een beurt geven, een punt zetten, fleppen, het doen, kezen, poken, rampetampen, vrijen, coïteren, geslachtsgemeenschap hebben, naaien, poepen, wippen duwen, slaan, stompen, stoten verneuken, bedriegen, beetnemen, foppen, 1) Ballen 2) Batsen 3) Bonken 4) In-betweenen 5) Ketsen 6) Kezen 7) Kippenhokken 8) Kniepen 9) Naaien 10) Palen 11) Paren 12) Poepen 13) Pompen 14) Poten 15) Seksen 16) Van bil gaan (Willeke) |