| |||
het met iem. aan de stok hebben (с кем-л.); hakketeren; harrewarren; hassebassen; kijven; knibbelen (по пустякам); krakelen; kribben; kwaad met elkaar zijn; onaangenaamheden hebben; ruzie hebben; twisten; woorden hebben; kissebissen (oxiarh); haspelen |
ссориться: 3 phrases in 1 subject |
General | 3 |