| |||
afwijkend (versusnja) | |||
| |||
kenmerken; kentekenen; onderkennen; onderscheiden; uitnemen (кого-л.); iem. voortrekken (кого-л.); herkennen (honselaar) | |||
| |||
afwijken; schelen; uitmunten; verschillen; zich kenmerken; zich onderscheiden |
отличающийся: 7 phrases in 2 subjects |
Figurative | 1 |
General | 6 |