направляться | |
gen. | aanzeilen; aanstevenen; afgaan; afkomen; afstevenen; aftrekken |
внимание | |
gen. | acht |
| |||
aanzeilen (op- в); aanstevenen (op- в, к); afgaan (op-к); afkomen (op-к); afstevenen (op-к, в); aftrekken (op-в, к); de steven wenden; schappen (ms.lana) | |||
aanhouden; koersen; stevenen | |||
| |||
aansturen; afsturen; afzenden (van-из; op-к, на); opsturen; richten (ms.lana); stellen; terechthelpen; toezenden (Wif); laten toekomen (Wif); verwijzen (OlgavanVugt) |
направлять: 9 phrases in 2 subjects |
Figurative | 1 |
General | 8 |