Russian ⇄ Dutch

мягкий adj. stresses
gen.	pappig; teerhartig; toegefelijk; toegevend; buigzaam; fluweelachtig; gedwee; gesuikerd (о словах и т.п.); goedig (по характеру); koel (о красках, свете); mals; meluw; mild; mollig (на ощупь); murw; onvast; papperig; smeuïg; soepel; sopperig; teergevoelig; toegeeflijk; week; zacht; zoel (о погоде, ветре); schappelijk
dial.	wak (zwaak Сова)

мягко: 20 phrases in 6 subjects

Clothing	1
Figure of speech	1
General	15
Medical	1
Microsoft	1
Statistics	1