DictionaryForumContacts

   Dutch
Terms containing schoppen | all forms
SubjectDutchRussian
fig.iem. een schop gevenвыбрасывать на улицу
fig.iem. een schop gevenувольнять
gen.iem. een schop gevenдавать кому-л. пинка
gen.een vrije schopсвободный удар (в футболе)
gen.iemand in de nek schoppenнасмехаться над кем-л., обманывать кого-л. (lapuschinskaja)
gen.kabaal schoppenскандалить
nonstand.keet schoppenустроить бучу (Сова)
nonstand.keet schoppenбазарить, бузить (Сова)
nonstand.keet schoppenподнять хай / тарарам (Сова)
ed.scheen: iemand tegen de schenen te schoppenзадирать (=ruzie zoeken Сова)
ed.scheen: iemand tegen de schenen te schoppenискать ссоры (=ruzie zoeken Сова)
inf.iem. van de troon schoppenсвергнуть кого-л. с престола