DictionaryForumContacts

Morphology analysis
zuiver (2305) | Adjective
zuiver
zuivere
zuiverder
zuiverders
zuiverdere
zuiverst
zuiverste
zuiveren
zuiver (1) | Adverb
zuiver
zuiveren (99) | Verb
1 aanzuiveren
2 aanzuiverend
3 aangezuiverd
4 zuiver
5 zuivert
6 zuivert
7 zuiveren
8 zuiveren
9 zuiveren
10 aangezuiverd
11 aangezuiverd
12 aangezuiverd
13 aangezuiverd
14 aangezuiverd
15 aangezuiverd
16 zuiverde
17 zuiverde
18 zuiverde
19 zuiverden
20 zuiverden
21 zuiverden
22 aangezuiverd
23 aangezuiverd
24 aangezuiverd
25 aangezuiverd
26 aangezuiverd
27 aangezuiverd
28 aanzuiveren
29 aanzuiveren
30 aanzuiveren
31 aanzuiveren
32 aanzuiveren
33 aanzuiveren
34 aangezuiverd
35 aangezuiverd
36 aangezuiverd
37 aangezuiverd
38 aangezuiverd
39 aangezuiverd
40 aanzuiveren
41 aanzuiveren
42 aanzuiveren
43 aanzuiveren
44 aanzuiveren
45 aanzuiveren
46 aangezuiverd
47 aangezuiverd
48 aangezuiverd
49 aangezuiverd
50 aangezuiverd
51 aangezuiverd
52 zuiver
zuiveren (1) | Verb
1 zuiveren
2 zuiverend
3 gezuiverd
4 zuiver
5 zuivert
6 zuivert
7 zuiveren
8 zuiveren
9 zuiveren
10 gezuiverd
11 gezuiverd
12 gezuiverd
13 gezuiverd
14 gezuiverd
15 gezuiverd
16 zuiverde
17 zuiverde
18 zuiverde
19 zuiverden
20 zuiverden
21 zuiverden
22 gezuiverd
23 gezuiverd
24 gezuiverd
25 gezuiverd
26 gezuiverd
27 gezuiverd
28 zuiveren
29 zuiveren
30 zuiveren
31 zuiveren
32 zuiveren
33 zuiveren
34 gezuiverd
35 gezuiverd
36 gezuiverd
37 gezuiverd
38 gezuiverd
39 gezuiverd
40 zuiveren
41 zuiveren
42 zuiveren
43 zuiveren
44 zuiveren
45 zuiveren
46 gezuiverd
47 gezuiverd
48 gezuiverd
49 gezuiverd
50 gezuiverd
51 gezuiverd
52 zuiver