vlieg
	vliegen

	vlieg	singular	singular
	vliegen	plural	plural

1	aanvliegen
2	aanvliegend
3	aangevliegd
4	vlieg
5	vliegt
6	vliegt
7	vliegen
8	vliegen
9	vliegen
10	aangevliegd
11	aangevliegd
12	aangevliegd
13	aangevliegd
14	aangevliegd
15	aangevliegd
16	vliegde
17	vliegde
18	vliegde
19	vliegden
20	vliegden
21	vliegden
22	aangevliegd
23	aangevliegd
24	aangevliegd
25	aangevliegd
26	aangevliegd
27	aangevliegd
28	aanvliegen
29	aanvliegen
30	aanvliegen
31	aanvliegen
32	aanvliegen
33	aanvliegen
34	aangevliegd
35	aangevliegd
36	aangevliegd
37	aangevliegd
38	aangevliegd
39	aangevliegd
40	aanvliegen
41	aanvliegen
42	aanvliegen
43	aanvliegen
44	aanvliegen
45	aanvliegen
46	aangevliegd
47	aangevliegd
48	aangevliegd
49	aangevliegd
50	aangevliegd
51	aangevliegd
52	vlieg

1	vliegen
2	vliegend
3	gevlogen
4	vlieg
5	vliegt
6	vliegt
7	vliegen
8	vliegen
9	vliegen
10	gevlogen
11	gevlogen
12	gevlogen
13	gevlogen
14	gevlogen
15	gevlogen
16	vloog
17	vloog
18	vloog
19	vlogen
20	vlogen
21	vlogen
22	gevlogen
23	gevlogen
24	gevlogen
25	gevlogen
26	gevlogen
27	gevlogen
28	vliegen
29	vliegen
30	vliegen
31	vliegen
32	vliegen
33	vliegen
34	gevlogen
35	gevlogen
36	gevlogen
37	gevlogen
38	gevlogen
39	gevlogen
40	vliegen
41	vliegen
42	vliegen
43	vliegen
44	vliegen
45	vliegen
46	gevlogen
47	gevlogen
48	gevlogen
49	gevlogen
50	gevlogen
51	gevlogen
52	vlieg