DictionaryForumContacts

Morphology analysis
uitstorten (26) | Verb
1 uitstorten
2 uitstortend
3 uitgestort
4 uit
5 uit
6 uit
7 uit
8 uit
9 uit
10 uitgestort
11 uitgestort
12 uitgestort
13 uitgestort
14 uitgestort
15 uitgestort
16 uit
17 uit
18 uit
19 uit
20 uit
21 uit
22 uitgestort
23 uitgestort
24 uitgestort
25 uitgestort
26 uitgestort
27 uitgestort
28 uitstorten
29 uitstorten
30 uitstorten
31 uitstorten
32 uitstorten
33 uitstorten
34 uitgestort
35 uitgestort
36 uitgestort
37 uitgestort
38 uitgestort
39 uitgestort
40 uitstorten
41 uitstorten
42 uitstorten
43 uitstorten
44 uitstorten
45 uitstorten
46 uitgestort
47 uitgestort
48 uitgestort
49 uitgestort
50 uitgestort
51 uitgestort
52 uit