DictionaryForumContacts

Morphology analysis
Uitnodigen (28) | Noun, neuter
Uitnodigen singular singular
Uitnodigen plural plural
uitnodigen (329) | Verb
1 uitnodigen
2 uitnodigend
3 uitgenoodigd
4 uit
5 uit
6 uit
7 uit
8 uit
9 uit
10 uitgenoodigd
11 uitgenoodigd
12 uitgenoodigd
13 uitgenoodigd
14 uitgenoodigd
15 uitgenoodigd
16 uit
17 uit
18 uit
19 uit
20 uit
21 uit
22 uitgenoodigd
23 uitgenoodigd
24 uitgenoodigd
25 uitgenoodigd
26 uitgenoodigd
27 uitgenoodigd
28 uitnodigen
29 uitnodigen
30 uitnodigen
31 uitnodigen
32 uitnodigen
33 uitnodigen
34 uitgenoodigd
35 uitgenoodigd
36 uitgenoodigd
37 uitgenoodigd
38 uitgenoodigd
39 uitgenoodigd
40 uitnodigen
41 uitnodigen
42 uitnodigen
43 uitnodigen
44 uitnodigen
45 uitnodigen
46 uitgenoodigd
47 uitgenoodigd
48 uitgenoodigd
49 uitgenoodigd
50 uitgenoodigd
51 uitgenoodigd
52 uit