DictionaryForumContacts

Morphology analysis
uitkoop (17) | Noun, masculine
uitkoop singular singular
uitkopen plural plural
uitkopen (1) | Verb
1 uitkopen
2 uitkopend
3 uitgekocht
4 uit
5 uit
6 uit
7 uit
8 uit
9 uit
10 uitgekocht
11 uitgekocht
12 uitgekocht
13 uitgekocht
14 uitgekocht
15 uitgekocht
16 uit
17 uit
18 uit
19 uit
20 uit
21 uit
22 uitgekocht
23 uitgekocht
24 uitgekocht
25 uitgekocht
26 uitgekocht
27 uitgekocht
28 uitkopen
29 uitkopen
30 uitkopen
31 uitkopen
32 uitkopen
33 uitkopen
34 uitgekocht
35 uitgekocht
36 uitgekocht
37 uitgekocht
38 uitgekocht
39 uitgekocht
40 uitkopen
41 uitkopen
42 uitkopen
43 uitkopen
44 uitkopen
45 uitkopen
46 uitgekocht
47 uitgekocht
48 uitgekocht
49 uitgekocht
50 uitgekocht
51 uitgekocht
52 uit