DictionaryForumContacts

Morphology analysis
tele (278) | Noun, feminine
tele singular singular
telen plural plural
telen (9) | Verb
1 telen
2 telend
3 geteeld
4 teel
5 teelt
6 teelt
7 telen
8 telen
9 telen
10 geteeld
11 geteeld
12 geteeld
13 geteeld
14 geteeld
15 geteeld
16 teelde
17 teelde
18 teelde
19 teelden
20 teelden
21 teelden
22 geteeld
23 geteeld
24 geteeld
25 geteeld
26 geteeld
27 geteeld
28 telen
29 telen
30 telen
31 telen
32 telen
33 telen
34 geteeld
35 geteeld
36 geteeld
37 geteeld
38 geteeld
39 geteeld
40 telen
41 telen
42 telen
43 telen
44 telen
45 telen
46 geteeld
47 geteeld
48 geteeld
49 geteeld
50 geteeld
51 geteeld
52 teel
telen (1112) | Verb
1 aantelen
2 aantelend
3 aangeteeld
4 teel
5 teelt
6 teelt
7 telen
8 telen
9 telen
10 aangeteeld
11 aangeteeld
12 aangeteeld
13 aangeteeld
14 aangeteeld
15 aangeteeld
16 teelde
17 teelde
18 teelde
19 teelden
20 teelden
21 teelden
22 aangeteeld
23 aangeteeld
24 aangeteeld
25 aangeteeld
26 aangeteeld
27 aangeteeld
28 aantelen
29 aantelen
30 aantelen
31 aantelen
32 aantelen
33 aantelen
34 aangeteeld
35 aangeteeld
36 aangeteeld
37 aangeteeld
38 aangeteeld
39 aangeteeld
40 aantelen
41 aantelen
42 aantelen
43 aantelen
44 aantelen
45 aantelen
46 aangeteeld
47 aangeteeld
48 aangeteeld
49 aangeteeld
50 aangeteeld
51 aangeteeld
52 teel