DictionaryForumContacts

Morphology analysis
rijgen (5) | Verb
1 rijgen
2 rijgend
3 geregen
4 rijg
5 rijgt
6 rijgt
7 rijgen
8 rijgen
9 rijgen
10 geregen
11 geregen
12 geregen
13 geregen
14 geregen
15 geregen
16 reeg
17 reeg
18 reeg
19 regen
20 regen
21 regen
22 geregen
23 geregen
24 geregen
25 geregen
26 geregen
27 geregen
28 rijgen
29 rijgen
30 rijgen
31 rijgen
32 rijgen
33 rijgen
34 geregen
35 geregen
36 geregen
37 geregen
38 geregen
39 geregen
40 rijgen
41 rijgen
42 rijgen
43 rijgen
44 rijgen
45 rijgen
46 geregen
47 geregen
48 geregen
49 geregen
50 geregen
51 geregen
52 rijg
rijgen (549) | Verb
1 aanrijgen
2 aanrijgend
3 aangeregen
4 rijg
5 rijgt
6 rijgt
7 rijgen
8 rijgen
9 rijgen
10 aangeregen
11 aangeregen
12 aangeregen
13 aangeregen
14 aangeregen
15 aangeregen
16 reeg
17 reeg
18 reeg
19 regen
20 regen
21 regen
22 aangeregen
23 aangeregen
24 aangeregen
25 aangeregen
26 aangeregen
27 aangeregen
28 aanrijgen
29 aanrijgen
30 aanrijgen
31 aanrijgen
32 aanrijgen
33 aanrijgen
34 aangeregen
35 aangeregen
36 aangeregen
37 aangeregen
38 aangeregen
39 aangeregen
40 aanrijgen
41 aanrijgen
42 aanrijgen
43 aanrijgen
44 aanrijgen
45 aanrijgen
46 aangeregen
47 aangeregen
48 aangeregen
49 aangeregen
50 aangeregen
51 aangeregen
52 rijg