DictionaryForumContacts

Morphology analysis
ijsbeer (8) | Noun, masculine
ijsbeer singular singular
ijsberen plural plural
ijsberen (12) | Verb
1 ijsberen
2 ijsberend
3 geijsboren
4 ijsbeer
5 ijsbeert
6 ijsbeert
7 ijsberen
8 ijsberen
9 ijsberen
10 geijsboren
11 geijsboren
12 geijsboren
13 geijsboren
14 geijsboren
15 geijsboren
16 ijsboor
17 ijsboor
18 ijsboor
19 ijsboren
20 ijsboren
21 ijsboren
22 geijsboren
23 geijsboren
24 geijsboren
25 geijsboren
26 geijsboren
27 geijsboren
28 ijsberen
29 ijsberen
30 ijsberen
31 ijsberen
32 ijsberen
33 ijsberen
34 geijsboren
35 geijsboren
36 geijsboren
37 geijsboren
38 geijsboren
39 geijsboren
40 ijsberen
41 ijsberen
42 ijsberen
43 ijsberen
44 ijsberen
45 ijsberen
46 geijsboren
47 geijsboren
48 geijsboren
49 geijsboren
50 geijsboren
51 geijsboren
52 ijsbeer