DictionaryForumContacts

Morphology analysis
hechten (56) | Verb
1 hechten
2 hechtend
3 gehecht
4 hecht
5 hecht
6 hecht
7 hechten
8 hechten
9 hechten
10 gehecht
11 gehecht
12 gehecht
13 gehecht
14 gehecht
15 gehecht
16 hechtte
17 hechtte
18 hechtte
19 hechtten
20 hechtten
21 hechtten
22 gehecht
23 gehecht
24 gehecht
25 gehecht
26 gehecht
27 gehecht
28 hechten
29 hechten
30 hechten
31 hechten
32 hechten
33 hechten
34 gehecht
35 gehecht
36 gehecht
37 gehecht
38 gehecht
39 gehecht
40 hechten
41 hechten
42 hechten
43 hechten
44 hechten
45 hechten
46 gehecht
47 gehecht
48 gehecht
49 gehecht
50 gehecht
51 gehecht
52 hecht
hecht (14) | Noun, neuter
hecht singular singular
hechten plural plural
hecht (108) | Adjective
hecht
hechte
hechter
hechters
hechtere
hechtst
hechtste
hechten
hechten (159) | Verb
1 aanhechten
2 aanhechtend
3 aangehecht
4 hecht
5 hecht
6 hecht
7 hechten
8 hechten
9 hechten
10 aangehecht
11 aangehecht
12 aangehecht
13 aangehecht
14 aangehecht
15 aangehecht
16 hechtte
17 hechtte
18 hechtte
19 hechtten
20 hechtten
21 hechtten
22 aangehecht
23 aangehecht
24 aangehecht
25 aangehecht
26 aangehecht
27 aangehecht
28 aanhechten
29 aanhechten
30 aanhechten
31 aanhechten
32 aanhechten
33 aanhechten
34 aangehecht
35 aangehecht
36 aangehecht
37 aangehecht
38 aangehecht
39 aangehecht
40 aanhechten
41 aanhechten
42 aanhechten
43 aanhechten
44 aanhechten
45 aanhechten
46 aangehecht
47 aangehecht
48 aangehecht
49 aangehecht
50 aangehecht
51 aangehecht
52 hecht