DictionaryForumContacts

Morphology analysis
bij (241) | Noun, feminine
bij singular singular
bijen plural plural
bij (129) | Adjective
bij
bije
bijer
bijers
bijere
bijst
bijste
bijen
bijen (2) | Verb
1 aanbijen
2 aanbijend
3 aangebijd
4 bij
5 bijt
6 bijt
7 bijen
8 bijen
9 bijen
10 aangebijd
11 aangebijd
12 aangebijd
13 aangebijd
14 aangebijd
15 aangebijd
16 bijde
17 bijde
18 bijde
19 bijden
20 bijden
21 bijden
22 aangebijd
23 aangebijd
24 aangebijd
25 aangebijd
26 aangebijd
27 aangebijd
28 aanbijen
29 aanbijen
30 aanbijen
31 aanbijen
32 aanbijen
33 aanbijen
34 aangebijd
35 aangebijd
36 aangebijd
37 aangebijd
38 aangebijd
39 aangebijd
40 aanbijen
41 aanbijen
42 aanbijen
43 aanbijen
44 aanbijen
45 aanbijen
46 aangebijd
47 aangebijd
48 aangebijd
49 aangebijd
50 aangebijd
51 aangebijd
52 bij
bij (4) | Noun, masculine
bij singular singular
bijen plural plural