DictionaryForumContacts

Morphology analysis
smijten (22) | Verb
1 aansmijten
2 aansmijtend
3 aangesmijt
4 smijt
5 smijt
6 smijt
7 smijten
8 smijten
9 smijten
10 aangesmijt
11 aangesmijt
12 aangesmijt
13 aangesmijt
14 aangesmijt
15 aangesmijt
16 smijtte
17 smijtte
18 smijtte
19 smijtten
20 smijtten
21 smijtten
22 aangesmijt
23 aangesmijt
24 aangesmijt
25 aangesmijt
26 aangesmijt
27 aangesmijt
28 aansmijten
29 aansmijten
30 aansmijten
31 aansmijten
32 aansmijten
33 aansmijten
34 aangesmijt
35 aangesmijt
36 aangesmijt
37 aangesmijt
38 aangesmijt
39 aangesmijt
40 aansmijten
41 aansmijten
42 aansmijten
43 aansmijten
44 aansmijten
45 aansmijten
46 aangesmijt
47 aangesmijt
48 aangesmijt
49 aangesmijt
50 aangesmijt
51 aangesmijt
52 smijt
smijten (1) | Verb
1 smijten
2 smijtend
3 gesmeten
4 smijt
5 smijt
6 smijt
7 smijten
8 smijten
9 smijten
10 gesmeten
11 gesmeten
12 gesmeten
13 gesmeten
14 gesmeten
15 gesmeten
16 smeet
17 smeet
18 smeet
19 smeten
20 smeten
21 smeten
22 gesmeten
23 gesmeten
24 gesmeten
25 gesmeten
26 gesmeten
27 gesmeten
28 smijten
29 smijten
30 smijten
31 smijten
32 smijten
33 smijten
34 gesmeten
35 gesmeten
36 gesmeten
37 gesmeten
38 gesmeten
39 gesmeten
40 smijten
41 smijten
42 smijten
43 smijten
44 smijten
45 smijten
46 gesmeten
47 gesmeten
48 gesmeten
49 gesmeten
50 gesmeten
51 gesmeten
52 smijt